In de rubriek ‘Liefde voor groen’ vertellen mensen uit de groene sector over hun liefde voor het vak. Guido Vlug is tuinbaas van Nijenrode. “We gaan geen theehuis beginnen in de oranjerie. De charme van dit stille paradijs mag in stand blijven.”
Tekst: Nolanda Klunder
Foto’s: Guido Vlug
“Nijenrode is een buitenplaats zoals een buitenplaats hoort te zijn”, vertelt Guido Vlug, tuinbaas van het landgoed. “Het heeft een rozentuin, een moestuin met leifruit, kassen, een oranjerie, een menagerie, een wildbaan, een landschapspark. En op dit historische landgoed zit een bedrijf: de Nyenrode Business Universiteit. Daarmee bevindt zich verscholen in het park een klein dorp: er wonen driehonderd studenten, er zijn sportaccommodaties, onderwijsgebouwen, een mensa, een bibliotheek, diverse bars. Tegelijkertijd is het in het grootste deel van deze buitenplaats van bijna zestig hectare heel stil, want het gebied is niet publiek toegankelijk. Hoe bijzonder het precies is, kan ik beter gewoon laten zien.”

Zestig hectare
Nijenrode werd in de dertiende eeuw gebouwd als burcht langs de Vecht. In de zeventiende eeuw werd de burcht een buitenplaats. De laatste bewoner, Michiel Onnes, liet aan het begin van de twintigste eeuw de historische gebouwen restaureren en was verantwoordelijk voor een groot deel van de aanleg van het park in huidige vorm. De laatste eigenaar was kunsthandelaar Jacques Goudstikker, die in 1940 moest vluchten voor de nazi’s. Na de oorlog verkochten zijn erfgenamen het landgoed aan de zojuist opgerichte Nyenrode Business Universiteit. De huidige omvang werd bereikt met de aankoop van ongeveer dertig hectare aan het eind van de jaren zeventig. “En voor die kleine zestig hectare ben ik verantwoordelijk”, zegt Guido. “Met alles wat zich daarop bevindt: water, flora, fauna, infrastructuur in de vorm van wegen en parkeerplaatsen, maar ook voor de 27 rijksmonumenten hier op het terrein. Mijn taak is het om te zorgen dat alle rijksmonumenten blijven bestaan en waar nodig worden gerestaureerd. Daarbij mag ik aangeven waar de prioriteiten liggen. Het is vervolgens ook aan mij om de kosten op tijd op de begroting te zetten, de financiering te regelen met subsidies of via ons netwerk, en architectenbureaus in te schakelen.

Oranjerie
De meest in het oog springende rijksmonumenten zijn natuurlijk het kasteel, het poortgebouw en het koetshuis, maar verspreid over het park staan er veel meer. Een daarvan is de oranjerie, naast de moestuinen en kassen. Een paar jaar geleden is die gerestaureerd. “Vervolgens zijn er dan mensen die zeggen: ‘Laten we er een theehuis van maken.’ Dat is een heel slecht idee! Dan komen er bezoekers en is er allerlei drukte van bijvoorbeeld de cateraar die met zijn vrachtauto tussen de bomen door hiernaartoe moet rijden, met alle schade van dien. De charme van dit stille paradijs is dan verdwenen. En waarom zou je? Er zijn genoeg plekken op het landgoed waar mensen kunnen theedrinken. Gelukkig mag onze oranjerie gewoon oranjerie zijn: de plek voor het vorstvrij overwinteren van kuipplanten.”

Historische soorten
Een stuk of vijf pauwen lopen vrij door het park. Op het landgoed bevindt zich een wildbaan met damherten en nandoes en, meer verscholen, een menagerie met fazanten. “Hier hielden we verschillende fazantensoorten: zilverfazant, Lady Amherst, koningsfazant. Die zijn gedood door vermoedelijk een wezel of marter, maar we willen ze weer gaan houden. En dan kiezen we weer de soorten die hier honderd jaar geleden ook zaten.” Net als de fazantensoorten zijn ook de verschillende rozen in de rozentuin nog door Onnes gekozen. “Als die historische soorten niet meer te verkrijgen zijn, overleggen we met kwekers over welke moderne roos er maximaal op lijkt.” Vanuit de rozentuin loop je binnen in een tuin met struisvarens. “Dit is zo mooi ontworpen”, zegt Guido. “Met zijn rechte laan in het midden en de zachte lijnen van de varens wordt hier een overgang gemaakt van de formele rozentuin – rechte lijnen, rechte vakken – naar de natuurlijke omgeving van het bos dat aan de varentuin grenst.”
Bos op kleigrond
Dat er zoveel bos is op Nijenrode, is op zich al bijzonder. Guido: “De meeste bossen zie je op de armere gronden: de Veluwe, de Utrechtse heuvelrug. Hier langs de Vecht hebben we rijke kleigrond. Dat je ervoor kiest om daar een bos op aan te planten om van te genieten in plaats van de grond voor landbouw te gebruiken, getuigt van een buitengewoon luxe positie. Bossen op rivierklei hebben daarbij bijzondere eigenschappen, zeker als ze een paar honderd jaar hebben mogen doorgroeien: door de rijke grond heb je grote bomen, veel stinzenplanten, een zeer gevarieerde ondergroei en heel veel paddenstoelen. Er zijn hier 1304 soorten paddenstoelen waargenomen, en daarom is Nijenrode door de Nederlandse Vereniging van Mycologen uitgeroepen tot kroonjuweel van Nederland.”

Tuinbaas
Guido groeide op in Breukelen. “Als kind speelde ik graag tussen de bomen van de buitenplaatsen. Op de middelbare school vond ik het heel frustrerend dat ik binnen zat met mijn huiswerk. Daarom koos ik een beroep waarbij ik altijd naar buiten mocht: ik volgde een hoveniersopleiding en liep een jaar stage op Nijenrode. Na mijn opleiding werkte ik hier vijf jaar als betaalde kracht, een mooie tijd. Ik wilde zelf een landgoed kunnen beheren en volgde daarom de opleiding Bos- en natuurbeheer op Hogeschool Larenstein. Toen de vorige tuinbaas, Gert Immerzeel, met pensioen ging, mocht ik zijn baan overnemen. Ik heb tot zijn overlijden contact met hem gehouden en heel veel van hem geleerd. Het beheren van een buitenplaats leer je niet in de schoolbanken. Elk landgoed is uniek. Je moet het landgoed leren kennen door te verzamelen en te inventariseren. Je moet precies weten wat je hebt, wat er groeit, wat er verandert. Dan pas kan je beslissingen nemen over het beheer. Een voorbeeld is het maaibeheer: welke vegetatie staat er in het grasland of langs een laan? Op basis daarvan bepaal je hoe vaak en hoe je maait. Zodat je bijvoorbeeld de margrieten en boterbloemen hier langs de waterkant naast het kasteel niet wegmaait.” Het groen wordt onderhouden door het team van vijf hoveniers. “Ik heb veel respect voor mijn team. Het zijn fijne mensen, waarvan de meeste hier heel lang blijven werken: wie hier werkt, raakt gecharmeerd van het landgoed.”
Eer
“Ik vind het een eer om tuinbaas genoemd te worden”, zegt Guido. “Het is geweldig dat ik voor dit prachtige gebied mag zorgen. Ik doe er alles aan om ervoor te zorgen dat het hier zo mooi mogelijk blijft en dat het voor mijn collega’s zo prettig mogelijk is om hier te werken. Hier komen veel facetten van het vak van tuinbaas naar voren: de zorg voor bos, formele tuinen, leifruit, een boomgaard, dieren. Op Nijenrode is dat er allemaal. Ik ben hier zo trots als een pauw.”